Op uitnodiging van vrienden zijn mijn vrouw en ik meegegaan naar een kennismakingsavond rondom wat in de Tweede Kamer de nette naam Sadistisch Georganiseerd Misbruik* heeft gekregen. De afkorting is SRM.
We waren daar omdat er een groep mensen is die een veilige haven wil bieden aan slachtoffers van SRM.
In een bijna anderhalf uur durende presentatie werden we meegenomen in de achtergrond van misbruik, manipulatie en macht. Er werd verteld over hoe vormen en systemen dat misbruik in stand houden. Er werd stilgestaan bij voorbeelden van seksueel misbruik. Neem de Bolderkar in Epe in 1998, Dutroux in 1996 en recenter de Epstein affaire. Ook werd beschreven hoe groot de publieke verontwaardiging was en dat in alle gevallen al snel gesuggereerd werd, dat het het werk was van één dader, hooguit twee.
Daarna kwam Esther aan het woord. Esther vertelde te zijn ontsnapt aan een cult die zich bezighoudt met SRM. Ze vertelde over haar achtergrond en waar ze nu staat. Ze vertelt over wat haar is aangedaan. Ze vertelt over misbruik, uitbuiting, verkrachting. En ze vertelt ook over dat zij zelf deel heeft genomen aan hetzelfde als waar zij nu uit wil stappen. Esther vertelt dus dat zij zelf ook heeft misbruikt, gemanipuleerd, verleid, beschadigd en vermoord. Ze wordt bijgestaan door een van de leiders van de avond, een stevige psycholoog. Deze vertelt over de aard van de beschadiging, over de vele facetten en het verknipte leven van een slachtoffer/ dader dat dit oplevert en over de weg naar herstel, de schaamte, de schuld en naar het verlangen naar de dood van slachtoffers.
Totdat Esther zelf aan het woord kwam, kon ik het allemaal afkeurend aanhoren. Ik was ontroerd en boos. Ik geloofde wel in manipulatie en dat er een duistere wereld is. De inleiding op de avond onderstreepte dat bijzonder duidelijk. Maar dan komt Esther voor onze groep zitten. Ze gaat voor ons zitten en ze kijkt ons aan, ze kijkt mij aan. Ik moet haar aankijken en ik besef dat ik een hekel aan haar heb. Ik ga in haar ogen op zoek naar of dit écht waar is. Ik realiseer me dat ze eigenlijk een grote manipulator zou kunnen zijn. En eigenlijk wil ik geloven dat ik zie dat ze liegt.
Opeens besef ik hoeveel hekel mensen moeten hebben gehad aan Jezus. Hoeveel ze hem gehaat hebben. Iedereen had zo zijn eigen leventje, alles kabbelt, soms knelt het maar in de basis is het leven, hoe kwetsbaar ook, wel ‘ok’ zo. Maar dan gaat Hij wonderen doen. Opeens vertelt Hij dat Zijn hemelse Vader Hem gezonden heeft. Dat hij de Zoon van God is. En net als toen staat er nu iemand voor me. Een diep beschadigd mens met een verhaal waar ik in mijn nette leven geen plek voor heb. Iemand die vertelt over slachtofferschap- en tegelijkertijd over schuldig zijn.
Wanneer we ‘s avonds naar huis gaan kan ik niets anders dan denken aan als er ook maar iets waar is van haar verhaal, van haar haar werkelijkheid, dat dit veel dieper gaat dan een leven met een geschokt wereldbeeld. Ten diepste moet ik vaststellen dat er mensen zijn die werkelijk in de hel op aarde leven. Ik kan niet langer volhouden om te vluchten in waar we het samen over eens zijn. In plaats daarvan moet ik kiezen om met nieuwe realiteitszin en met een veel dieper niveau van ontferming en barmhartigheid naar de wereld te kijken. Want continue dreigend onheil is beter te pruimen dan een getuige in je midden.
Richard
Rotterdam